ACTIEVE BEWAARPLAATS VAN ARTIKELEN,  INTERVIEWS EN COLUMNS.

Interview

Leestijd ongeveer 11 minutenOnbehagen omsmeden naar vernieuwingskracht

Femke Roosma is sinds 1 juli 2023 Bijzonder Hoogleraar op de Dr. J.M. Den Uyl leerstoel bij de Universiteit van Amsterdam. Daarvoor was zij twaalf jaar gemeenteraadslid en ook fractievoorzitter bij GroenLinks in Amsterdam. Bij haar afscheid daar noemde ze het belang van alle vriendschappen die ze in de politiek had opgebouwd. We zijn daarom benieuwd naar de invulling van haar onderzoek en naar haar politieke ervaring, maar ook naar haar drijfveren. Op een zonnige ochtend spreken we haar op een rustig terras in Amsterdam-West.

Foto: Kirsten van Santen

Je toespraak bij de start van je hoogleraarschap had de titel ‘Onbehagen omsmeden tot vernieuwingskracht. Naar een democratische verzorgingsstaat’. Je haalde Den Uyl aan die over de jongeren die protesteerden tegen de woningnood, zei: ‘Liever kapotte dan beslagen ramen’. Waarom spreekt deze uitspraak je nu nog aan?

“Het citaat komt uit een speech van Den Uyl tijdens het PvdA-congres in 1965, toen hij voor het eerst lijsttrekker werd. Binnen de samenleving en de partij was er toen flink wat discussie over protesteren, of dat wel iets goeds was. Den Uyl nam het op voor de oproerkraaiers. Hij zei dat het belangrijk is dat mensen hun stem laten horen en dat we die stem moeten zien als een kans om iets te veranderen. Hij vond dat politici de taak hebben om dat protest om te zetten in een perspectief voor verandering. Zijn opvatting blijft actueel: luister naar dat protest en gebruik het om dingen te verbeteren.
De leerstoel is verbonden aan het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid, de Wiardi Beckman Stichting (WBS), een mooie kans om niet alleen stil te staan bij wat er misgaat en waar mensen zich druk om maken, maar ook te kijken naar mogelijkheden voor verandering. Toen Den Uyl het had over democratisering en ongelijkheid in de protestjaren, ging het veel over hoe we dat konden aanpakken. Dat blijft relevant.”

Invulling leeropdracht
Je leeropdracht gaat over hoe de legitimiteit van de verzorgingsstaat versterkt kan worden en hoe sociaal beleid meer kan aansluiten bij wat de samenleving belangrijk vindt. Hierbij richt je je op de vraag: Hoe kunnen we ons sociaal stelsel zo repareren dat mensen zich er weer in herkennen, zich gesteund voelen en solidariteit ervaren.
Je noemt de vervreemde middenklassen, vernederde uitkeringsgerechtigde en verstrikte systemen als bronnen voor het afnemen van vertrouwen in en vervreemding van het stelsel. Wat bedoel je met vervreemde middenklasse?

“Deze groep leeft comfortabel, maar ervaart ook onzekerheden en frustraties. Vaak zien zij het sociale stelsel niet meer als iets waar zij direct voordeel van hebben, vooral als ze denken dat voorzieningen alleen voor de laagste inkomens of meest kwetsbaren zijn. Bijvoorbeeld het idee dat de AOW een recht is in plaats van een uitkering, illustreert deze vervreemding. Het gevoel van solidariteit—dat we allemaal bijdragen en ontvangen—verdwijnt steeds meer naar de achtergrond.

Mensen lijken niet meer door te hebben dat de verzorgingsstaat ook hen helpt en dat ze er veel aan hebben. Tegelijkertijd, klopt het ook dat sommige mensen met middeninkomens steeds minder zekerheid hebben. Denk bijvoorbeeld ook aan ZZP’ers die niet verzekerd zijn en ineens te maken krijgen met arbeidsongeschiktheid of werkloosheid en uiteindelijk in de bijstand terecht kunnen komen.

De verzorgingsstaat is gebouwd op het idee van solidariteit: je draagt bij en je ontvangt iets terug. Die gedachte, dat gevoel van wederzijdse steun, lijkt bij de middenklasse steeds meer naar de achtergrond te verdwijnen. Dat is wat ik bedoel met een vervreemde middenklasse.”

Hoe pak je jouw onderzoek naar de legitimiteit van ons stelsel aan? Hoe repareren we ons stelsel op zo’n manier dat mensen zich erdoor geholpen voelen en dat ze solidariteit met anderen ervaren? 

“Ik ben nu bezig met interviews en observaties bij mensen die direct met die verzorgingsstaat te maken hebben. Het gaat hierbij minder over de middenklasse, maar meer over mensen die gebruik maken van bijvoorbeeld schuldhulpverlening of een bijstandsuitkering. We onderzoeken de interacties tussen de klantmanager, de schuldhulpverlener en de uitkeringsgerechtigde. Dit doen we in opdracht van het Kenniscentrum Ongelijkheid hier in Amsterdam, samen met medewerkers van de hogeschool, de universiteit en gemeente Amsterdam. We praten met de cliënten over hoe ze de hulp ervaren, snappen de hulpverleners in welke situatie ze zitten? Waar zit onvrede, maar ook waar zijn aanknopingspunten om vertrouwen op te bouwen?”

Je onderzoekt de oorzaken van onbehagen en ongenoegen over het stelsel, en zoekt naar oplossingen om het vertrouwen erin te herstellen. Maar met al het rechts-radicale geweld en de harde retoriek over migranten en asielzoekers, vragen we ons af of je je onderzoek moet starten bij dat ongenoegen. Moet je niet ergens anders beginnen? In je artikel over rechtsradicalisme zeg je juist dat je die politieke kracht moet meenemen in onderzoek. Hoe doe je dat dan?

“Wat mij bezighoudt, is de vraag: hoe krijg je solidariteit weer van de grond? Hoe zorgen we ervoor dat mensen zich verbonden voelen met elkaar? Wat is daarvoor nodig? Als ik het heb over het draagvlak of de legitimiteit van het sociale stelsel wil ik vermijden dat we in zo’n negatieve spiraal terechtkomen waarin iedereen denkt: “Als ik niks krijg, dan mag die ander ook niks krijgen.” Dat soort denken versterkt zichzelf alleen maar. Het gaat er voor mij juist om hoe we dat solidariteitsgevoel kunnen opbouwen en sterker maken.

De politiek is echt nodig om dingen te veranderen. Ed van Thijn zei in zijn oratie voor de Den Uyl leerstoel dat de politiek het primaat heeft, het voortouw moet nemen. Voor de linkse politiek is het belangrijk om te laten zien hoe we weer verbinding vinden. Hoewel ik best somber ben over de huidige politiek, zie ik wel dat, als het gaat over het sociale stelsel gaat, er dingen ten goede veranderen ten opzichte van hoe het twintig jaar geleden was. Vooral door de commotie over het toeslagenschandaal. Dat liet zien dat hardvochtige regels en sancties desastreus zijn voor persoonlijke levens en solidariteit.”

Het denken over de sociale zekerheid in de samenleving, bij politici en beleidsmakers lijkt te zijn omgeslagen In haar lezing bij de start van haar hoogleraarschap noemt Roosma vier factoren die hebben bijgedragen aan die verandering in het denken::
– van onderop: lokaal bestuur heeft alternatieve aanpakken bedacht op verschillende terreinen die beter werken.
– van binnenuit: door falend beleid zoals het toeslagenschandaal heeft de hardvochtige aanpak de legitimiteit verloren.
– van buitenaf: de iddenklasse werd geraakt door Covid en hoge energieprijzen door oorlog in Oekraïne en ervaarde zo meer belang te hebben bij een andere aanpak.
– van bovenaf: de politiek kapitaliseert dit veranderende denken, neemt het mee in haar plannen.

De toeslagenaffaire is een voorbeeld van falend beleid die het denken over het sociaal stelsel veranderd heeft. Maar er was al eerder onvrede. Wanneer begon die onvrede?

“De participatiewet, die op 1 januari 2015 in werking trad, werkte al snel niet goed. Gemeentes kwamen met schrijnende voorbeelden, zoals die van een straatveger in Rotterdam. Hij werd ontslagen en kwam in de bijstand kwam en als tegenprestatie moest hij straten vegen. Dat zorgde toen voor een hoop commotie. Lokale bestuurders wilden al snel dingen anders aanpakken in de bijstand en experimenteren met meer vertrouwen. Ook nu laten de gevolgen van hoge boetes voor daklozen zien dat controle en dwang niet werken. Het toeslagenschandaal bracht een sterke impuls om te zeggen: dit moet anders.”

Hoe verklaar je dat de Stichting Gelijkwaardig Herstel, van o.a. Laurentien van Oranje, zo tegengewerkt wordt door het ministerie van Financiën?

“De Stichting Gelijkwaardig Herstel ondervindt veel tegenwerking van het ministerie van Financiën vanwege hun rigide focus op wet- en regelgeving en rechtmatigheid. Ambtenaren, getraind in efficiëntie en new public management, vermijden afwijkingen omdat dat resulteert in negatieve evaluaties. Zelfs bij urgente problemen zoals het toeslagenschandaal blijft deze werkcultuur een obstakel.”

Je bent twaalf jaar gemeenteraadslid geweest voor GroenLinks waarvan vier jaar als fractievoorzitter. Wil iets vertellen over hoe je als raadslid gewerkt hebt met actievoerders en met mensen die werken met dak- en thuislozen.

“Toen ik begon in de politiek, was er alleen nachtopvang voor dak- en thuislozen. Om daar toegelaten te worden moest je voldoen aan allerlei voorwaarden. Je moest bijvoorbeeld een verslaving of zorgproblemen hebben, anders kwam je niet in aanmerking. Behalve als het vroor, dan waren de deuren open. Dat was best gek. Het ging eigenlijk om wie recht had op opvang. En hoewel het ideaal is dat iedereen een huis heeft, is dat in Amsterdam niet haalbaar. Dus je kijkt naar een volgende stap: opvang voor iedereen in de winter? Zo begonnen we met het idee van permanente winteropvang, voor iedereen die anders buiten zou slapen. En daarna zeiden we: waarom alleen in de winter? Buiten slapen in de zomer is ook niet goed. Uiteindelijk werd het permanente opvang voor iedereen het hele jaar door.
Voor ongedocumenteerden was het helemaal ingewikkeld. Er was geen opvang, en sommigen sliepen in tentenkampen zoals van de actiegroep “We Are Here”. We wilden eerst bereiken dat ze in ieder geval een dak boven hun hoofd hadden. Maar later realiseerden we ons dat ze ook meer begeleiding nodig hadden, en dat kortdurende opvang niet genoeg was om bijvoorbeeld aan een nieuwe asielaanvraag of terugkeer te werken.
In 2018 werden we met GroenLinks voor het eerst de grootste partij in de stad en hebben we de opvang van ongedocumenteerden hoog op de agenda gezet. Niet tijdelijk, maar met een programma van een aantal jaar, inclusief begeleiding en ondersteuning. Dus stap voor stap hebben we dat uitgebreid. Nu hebben we kleinschalige woonvoorzieningen, dat is echt een succesvol programma gebleken.”

Activisme en besturen, fusie PvdA en GL
Je komt uit een sociaaldemocratisch nest. Bij jouw opa hing een tegeltje aan de muur met daarop een vuist met een roos erin (het oude logo van de PvdA). In het Fries staat erboven: ‘Vandaag of morgen is het zo ver’ (Hjoed of moarn ist safier). Joop den Uyl kwam (met zijn vrouw Liesbeth zagen we op de presentatie van je oratie) bij je opa, een steenhouwer in Friesland, op bezoek. Toch startte je je politieke carrière bij GL. Was dat omdat je je meer verbonden voelde met het activisme van GroenLinks dan de bestuurders van de PvdA?

“Toen ik rond 2000 interesse kreeg in de politiek, kwam ik bij GroenLinks terecht. Dat was in de tijd dat Paars onder de PvdA-er president Wim Kok aan de macht was. Ik vond het uitdagen van macht toen belangrijk om veranderingen voor elkaar te krijgen. Daarom werd ik actief bij GroenLinks. Sommige standpunten van GroenLinks waren best wel radicaal. Bijvoorbeeld in Amsterdam zeiden we: we gaan niet harder dan 30 kilometer per uur rijden in de stad, binnen de ring. Men vond dat een gek idee. Nu is het normaal. Ook de opvang voor mensen zonder papieren vond men radicaal, maar nu bestaat dat gewoon.
In het begin was het lastig voor mij om lid te worden van GroenLinks, het voelde vreemd, want de PvdA was vertrouwd, dat kreeg ik van huis mee. Toen ik eenmaal bij GroenLinks zat, paste dat, vooral in Amsterdam voelde het goed.

Ik heb vaak in speeches in de gemeenteraad gezegd, dat het een uitdaging is voor GL om als grootste partij, aan de ene kant radicaal te zijn en aan de andere kant te besturen. Ik denk dat het ons gelukt is door telkens te benoemen wat ons uiteindelijke doel was. Toenmalig wethouder Eric van den Burg zei tegen ons dat we een salamitactiek hanteerden. We probeerden als GroenLinks telkens een klein stapje verder te gaan, om uit te komen bij ons doel. Ik probeerde onze doelen ook bestuurlijk te bereiken door heel expliciet, open over te zijn over waarom we een volgende kleine stap zetten richting een nog groter ideaal.”

GroenLinks heeft zich van getuigenispartij politiek gezien bewogen richting het midden van het politiek spectrum. De rol van getuigenispartij is overgenomen door de Partij van de Dieren. Hoe zie jij de rol van GroenLinks binnen de gefuseerde partij en in het gehele politieke spectrum?

“Landelijk lijkt het nu onvermijdelijk dat GroenLinks en PvdA samengaan, deze partijen zijn op elkaar gaan lijken. De leden zijn het er ook mee eens. Ik vind het wel belangrijk om de discussie goed te voeren en argumenten af te wegen, want dat gebeurt niet altijd. Nu wordt de Partij voor de Dieren groter, misschien komt er weer een nieuwe partij bij. Ik vind het beter om veel progressieve partijen te hebben die intensief samenwerken in plaats van alles samen te laten smelten in één grote partij is. Dat is niet goed voor het democratische debat.
Je hebt kritische stemmen nodig die je uitdagen. Met meer partijen komt die uitdaging van buitenaf, als je een grote fusiepartij hebt moet je kritisch debat binnen de partij organiseren. Maar dat is moeilijk in Nederland; hier ontstaan makkelijk nieuwe partijen, omdat de kiesdrempel laag is. Daardoor worden bestaande partijen vaak kleiner en komt de uitdaging niet van binnenuit.”

Verbeelding en hoop
Je eindigt je oratie met een gedicht van Han Hoekstra, zie achterzijde T&T. In dit gedicht verbeeldt Hoekstra hoe zijn tuin eruit zou zien met een nieuwe ceder erin. Het was het favoriete gedicht van Den Uyl. Het draait in dit gedicht om de verbeelding. Waarom koos je dit gedicht?

“Verbeelding is superbelangrijk, het helpt om te dromen over wat er beter kan. Als je bedenkt dat dit gedicht is geschreven in de jaren 40, midden in de oorlog, dan voel je hoe zwaar die tijd moet zijn geweest. Nu leven we ook in een heftige tijd, met radicaal-rechts in Nederland aan de macht en opkomende autocratieën in de hele wereld. Het voelt alsof linkse partijen vooral bezig zijn met het beschermen van de rechtsstaat, terwijl ze normaal juist de status quo willen uitdagen. Het is lastig om te bedenken over hoe we dingen echt kunnen veranderen, omdat we vooral bezig zijn om te zorgen dat het niet erger wordt. Het is belangrijk voor politici en wetenschappers om niet alleen te verdedigen, maar ook te denken aan wat een betere toekomst kan zijn. Als je niet weet hoe je ideale samenleving eruitziet, kun je er ook niet naartoe werken. Daarom is het belangrijk dat linkse partijen durven dromen en nadenken over het ideaal waar ze voor strijden.”

Hoe werkt dat in de praktijk? Wat kunnen we doen?
“Ik denk dat we best veel kunnen, tijdens Corona zagen we hoe ineens heel veel dingen mogelijk werden. Soms lijkt het moeilijk, zoals bij de toeslagenaffaire, als dingen niet opgelost en tegengewerkt worden. Maar toch kunnen we veel, als we durven dromen en het gewoon doen. Verbeelding is echt belangrijk.”

Heb je een politicus die je daarin inspireert?

“Den Uyl, hij had het niet voor niks over ‘verbeelding aan de macht’. Hij moest ook werken binnen de smalle marges van de politiek, maar hij durfde wel te dromen. In zijn eerste speech zei hij dat je onrust kan gebruiken voor vernieuwing. Die vernieuwing komt ook door dromen. Mensen zijn boos, maar je kan iets nieuws maken. Je kan mensen een stem geven en laten zien dat het anders kan. Ik denk dat Den Uyl dat goed deed. In Amerika zie je Alexandria Ocasio-Cortez en Bernie Sanders hetzelfde proberen. Ze laten keer op keer zien dat er hoop is en dat dingen anders kunnen. Dat is moeilijk, want ze hebben daar veel tegenstand. Maar toch laten ze zien dat een andere samenleving mogelijk is. Ik vind dat inspirerend. Ook voor wetenschappers geldt dat. We moeten niet alleen denken aan analyses, maar ook aan alternatieven. Voor wie doe je het? Welke nieuwe ideeën komen eruit? In Nederland blijven wetenschappers vaak weg uit het politieke debat. Toch kan je, zonder politiek te worden, toch werken aan verandering. Een goed voorbeeld is Cody Hochstenbach, hij onderzoekt de stijgende huizenprijzen, verdringing van arme inwoners uit steden, het opkopen van woningen door beleggers en het slinkende aanbod aan sociale huurwoningen. Maar hij pleit ook voor een nieuwe woonpolitiek. Hij blijft dromen over hoe het anders kan.”

GEPUBLICEERD IN TIJD & TAAK, TIJDSCHRIFT VAN DE BANNING VERENIGING