ACTIEVE BEWAARPLAATS VAN ARTIKELEN,  INTERVIEWS EN COLUMNS.

Artikel

Jet Bussemaker: Denker en doener

Leestijd ongeveer 5 minuten

Jet Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, is een politica die vanaf het verschijnen van haar proefschrift in 1993 de politiek op allerlei manieren verkent. Niet dat nu het moment is gekomen om haar loopbaan te evalueren; het is meer dat ik bij het horen van haar betoog eind november 2016 in de Rode Hoed onder de indruk was van haar vermogen om een politiek verhaal te vertellen. Het is het verhaal van een mens die haar strijd levert tussen het haalbare en haar idealen.

Jet Bussemaker is uitgenodigd bij de Banningleergang 2016. De deelnemers aan de leergang scholen zich in het spreken over sociaal democratische waarden. De leergang van 2016 richtte zich op ongelijkheid, met name in het onderwijs. Veel analyses van de toenemende verschillen in de samenleving gaan terug op de gedachte dat er een schisma aan het ontstaan is tussen degenen met een hogere en degenen met een lagere opleiding. Het gaat om vragen als: ‘Hoe zijn de geconstateerde verschillen te overbruggen? en Wat is daarbij de opdracht van de sociaaldemocratie?

De avond begint met een kort interview door gespreksleider Maarten van den Bos. Hij looft haar proefschrift en vraagt de minister de laatste passage er uit voor te lezen. Deze luidt ingekort: ‘Het is onontbeerlijk dat burgers bereid zijn zich voor doelen in te zetten die verder strekken dan hun eigen leefwereld. Zonder die bereidheid kan individualisme omslaan in een maatschappij die doortrokken raakt van egoïsme, van een moraal van winstcalculatie en van onverschilligheid tegenover anderen’. Nadat ze de passage heeft voorgelezen, is Bussemaker oprecht verbaasd dat ze drieëntwintig jaar geleden al zo overtuigd was van het feit dat politiek een moreel project is. Van den Bos concludeert dat zij behalve minister ook een denker over de verzorgingsstaat is.

Eén van de belangrijkste dingen die Bussemaker als minister bestrijdt is het rendementsdenken in het onderwijs. Als voorbeeld noemt ze het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) waar de schoolbestuurders de afgelopen jaren gefixeerd geraakten op rendement: op het aantal diploma’s en de daarmee samenhangende financiering, waar voor die bestuurders kwantiteit boven kwaliteit gaat. Bussemaker wil niet dat de verzorgingsstaat betekent dat er gebrekkig onderwijs voor de armen gefinancierd wordt door de overheid en goed particulier onderwijs alleen beschikbaar is voor de rijken.

Een deelnemer aan de Banningleergang is betrokken bij de schuldenproblematiek van mbo jongeren. Zij vraagt de minister wat er te doen is aan schulden die mbo-leerlingen oplopen door studievertraging. De vraagstelster geeft individuele voorbeelden van leerlingen die studievertraging opliepen door zwangerschap en huisvestingsproblemen.

Zij geeft aan dat zij als minister van Onderwijs heeft geïnvesteerd in beroepsopleidingen door ze beter betaalbaar en toegankelijk te maken voor kinderen uit gezinnen met beperkte middelen. Jongeren van ouders met een laag inkomen kunnen een aanvullende beurs krijgen van 380 euro per maand bij een minimuminkomen, dalend naar 150 euro bij één modaal inkomen. De vraagstelster is ontevreden met dit antwoord omdat jongeren volgens haar veel lenen bij DUO waardoor hun schuldenproblematiek zich verergert. De minister kan niet op ingaan op individuele gevallen.

Jet Bussemaker is niet alleen minister van onderwijs maar ook van cultuur. Wat vindt zij cultureel belangrijk? Muziek is één van haar hartstochten. Een ervaring waar ze met veel gevoel over spreekt is opgedaan bij de Nationale Opera die de Amsterdamse wijk Bos en Lommer inging en daar een visboer tegen kwam die onder de indruk was. Een deel van die groep zong in zijn viskraam. Het operagezelschap nodigde hem vervolgens uit om naar een voorstelling in de Stopera te komen. De visboer genoot.

Goed muziekonderwijs is volgens Bussemaker onmisbaar voor de ontwikkeling van kinderen. Bussemaker: ‘Het verrijkt hun leven. Muziek geeft niet alleen plezier, maar helpt hen ook – mede door de invloed op het brein – bij het leren voor andere vakken en bij het samenwerken met anderen.’ Juist kinderen die niet van huis uit deze kans krijgen, wil zij samen met Joop van de Ende via de scholen bereiken. De initiatiefnemers hebben een ambitieus doel: binnen vijf jaar moeten kinderen in alle klassen op alle basisscholen weer muziekles krijgen. Ook op pabo’s, de opleidingen voor leerkrachten, keert muziek terug. De campagne moet als vliegwiel werken en laten zien dat met eenvoudige middelen veel is te bereiken. Dit onderdeel van het cultuuronderwijs is helemaal weggezakt.

Niet alle aanwezigen zien hier een rol voor de overheid. Eén iemand haalt het belang aan van de dorpsfanfares, de zangkoren en particuliere muzieklessen waar iedereen toegang toe heeft. Hij vindt dat muziekonderricht tot de privésfeer hoort en dat de overheid zich daar niet mee moet bemoeien. Bussemaker ziet in het muziekonderwijs de mogelijkheid tot verheffing door kinderen in aanraking te laten komen en toegang te geven tot muziek waar ze anders geen weet en geen plezier in hebben.

Een ander onderwerp waar uitgebreid over werd gedebatteerd was de vrijheid van onderwijs. Volgend jaar vieren we het eeuwfeest van deze vrijheid. Voor sommigen een reden om er maar mee te stoppen. Zij willen openbaar onderwijs voor iedereen en daarmee het christelijke, islamitisch en bijzonder onderwijs afschaffen. Bussemaker noemt de vrijheid van onderwijs een groot goed in Nederland. Zij wijst op de grote mate van tevredenheid van ouders over het huidige aanbod. Het wetsartikel waarin de vrijheid van onderwijs geregeld wordt, artikel 23, heeft volgens haar het onderwijs veel gebracht: een divers onderwijsstelsel met hoge kwaliteit. In Nederland kiezen scholen zelf hun leerboeken en didactische aanpak. In Frankrijk bijvoorbeeld is dat heel anders, daar bepaalt het Ministerie tot in detail de lesroosters en de inhoud van de vakken, met als gevolg een star en zeer hiërarchisch onderwijssysteem.

Hoe kijkt de minister aan tegen scherpere maatschappelijke onderlinge tegenstellingen tussen leerlingen in het onderwijs? ‘Het is voor docenten niet eenvoudig het gesprek te voeren over gevoelige kwesties als radicalisering, religie of seksuele geaardheid, maar het is wel noodzakelijk’, aldus Bussemaker. Docenten moeten, als leerlingen in het dode jongetje op het strand van de Turkse badplaats Bodrum een zionistisch complot zien, daar tegen in gaan. Op school leer je om onderscheid te maken tussen wat waar en niet waar is. De minister wil dat alle docenten vaardigheden verwerven om tegenstellingen in de klas bespreekbaar te maken en burgerschap te ontwikkelen. Eén van de deelnemers aan de Banningleergang vraagt waarom in het mbo wel burgerschap maar geen maatschappijleer een verplicht onderdeel is? Bussemaker geeft als antwoord dat elke docent wanneer er een aanslag plaatsvindt op elk moment in de week met de mbo leerlingen hierover in gesprek moet kunnen gaan.

Ambieert Jet Bussemaker een tweede termijn als minister, vraagt gespreksleider Maarten van den Bos tenslotte. ‘Er moet voor de PvdA wel wat te regeren zijn. Ik wil niet alleen maar bezuinigingen doorvoeren. Met andere woorden: er moet wel iets van het PvdA-programma uitgevoerd kunnen worden.’

Het dragen van verantwoordelijkheid zoals een minister dat doet heeft altijd mijn bewondering gewekt. Het kost me geen moeite de vrouw te prijzen die deze eervolle maar vaak toch ondenkbare taak op zich neemt. Ze is blond, kleedt zich smaakvol en spreekt goed. Ik vereenzelvig me makkelijk met haar. Voor mij is het lastig om me kritisch naar haar op te stellen. Hoe Bussemaker omgaat met de haar beschikbare mogelijkheden om ongelijkheid in het onderwijs tegen te gaan en haar pleidooi voor goed muziekonderwijs spreken me aan.

Gepubliceerd in Tijd & Taak, tijdschrift van de Banning vereniging