ACTIEVE BEWAARPLAATS VAN ARTIKELEN,  INTERVIEWS EN COLUMNS.

Interview

Afscheidsinterview Klara Boonstra, directeur wetenschappelijk bureau PvdA

Leestijd ongeveer 9 minuten

Foto:Freek van den Bergh

Klara Boonstra stopte dit najaar als directeur van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau voor de sociaal-democratie. Bij haar start, vijf jaar geleden, kreeg ze direct te maken met de gevolgen van het verlies van de PvdA bij de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017. Op 1 oktober neemt ze afscheid. We zijn benieuwd naar haar ervaringen en visie op de sociaal-democratie.

Nadat u vijf jaar geleden begon bij de Wiardi Beckman Stichting ging de PvdA bij de landelijke verkiezingen van 38 naar 9 zetels. Hoe ervaarde u dat?
Het was een gewonde sfeer, zeker bij de partijorganisatie en de Kamerleden die de nederlaag publiekelijk moesten ondergaan terwijl ze keihard aan de campagne hadden gewerkt. Maar het betekende direct ook een enorme aderlating voor de WBS. De subsidie, die voor wetenschappelijke bureaus afhankelijk is van het aantal Kamerleden, werd met zestig procent gekort. Mijn eerste taak was daardoor mensen ontslaan en kijken hoe ik de boel draaiende kon houden. De reorganisatie en het ontslaan van medewerkers waren een harde dobber. Het kwam goed uit dat ik verstand van arbeidsrecht had.

Hoe wilden jullie na deze aderlating verder gaan?
We besloten in samenspraak met het curatorium, het bestuur, dat we naar buiten wilden laten zien: We bestaan nog! Het blad Socialisme&Democratie en de website wilden we in de lucht houden en verbeteren. Dat betekende ook dat we geld gingen uitgeven aan een nieuwe site omdat de oude met  houtje-touwtje en met plakbandjes aan elkaar hing. Als tweede onderzochten we hoe we onze krachten konden bundelen. Met de partijvoorzitter, eerst nog Hans Spekman maar al snel Nelleke Vedelaar, en partijleider Lodewijk Asscher bespraken we hoe we onze verschillende rollen met verschillende opdrachten en onze onafhankelijkheden in één programma samen konden brengen. We wilden de weinige kracht, in vergelijking tot daarvoor, samenbundelen. Het WBS speelde in de loop van de tijd verschillende rollen ten opzichte van de partijorganisatie. Ik kan me voorstellen dat je in betere tijden voor de PvdA als wetenschappelijk instituut meer contrair gaat als neveninstelling, zo’n tegendraadse opstelling konden wij ons in 2017 niet veroorloven.

We wilden iets tot stand brengen maar waren niet aan de macht. Daarom vroegen wij aan wethouders zoals Marjolein Moorman uit Amsterdam en Roeland van der Schaaf uit Groningen: ‘Neem nou eens één ding uit je dagelijks werk, een thema.’ Het ging om zaken waar zij concrete beslissingen over moesten nemen. Over hoe zij Van Waarde vertaalden naar de praktijk, naar het handelen. Marjolein Moorman kwam met de brede brugklas, Roeland van der Schaaf met het puntenstelsel voor woningen in de vrije sector. Vervolgens gingen wij met een groepje aan de slag. Onze stagiaires hielden interviews met mensen die er direct mee te maken hadden of er daadwerkelijk mee aan de slag moesten. We stelden vragen om erachter te komen onder welke voorwaarden iets zou werken. We werkten daarbij samen met wetenschappers, niet alleen mensen uit de PvdA. Alle bevinding die werden opgehaald, presenteerden we daarna aan de bestuurder, de fractie of het partijbestuur. Dat was onze manier om iets toe te voegen en daarbij konden we van alles gebruiken uit het project Van Waarde.

Actieonderzoek is enerzijds een manier om de gewone burger te betrekken bij sociaaldemocratische politiek. Anderzijds is het een methode om het bewustzijn van politici en bestuurders aan te scherpen. Voor veel leden van de Partij van de Arbeid heeft de meritocratie goed gewerkt. We doen mee, werken in het onderwijs, bij het UWV, als ambtenaar. In tegenstelling tot onze grootouders, die mochten niet meedoen. Veel PvdA’ers zijn door de mogelijkheden van scholing na de Tweede Wereldoorlog bestuurder of politicus geworden. Dat heeft iets moois, maar brengt ook risico’s met zich mee. Kijk bijvoorbeeld naar de frictie over Rutte II. Er werd gepraat over maatschappelijke problemen en oplossingen, maar er werd niet voldoende getoetst of de mensen daar wel zo op zaten te wachten. De PvdA was voor de troepen uitgegaan. Bestuurders en politici moeten automatisch een reality-check willen doen, hun oplossing willen toetsen. Werkt iets wel of niet voor de achterban, voor de mensen waar je het voor doet, hoe landt dat daar, hebben zij juist dit nodig? Het is niet genoeg als jij problemen op een ambtelijk of systematisch niveau hebt doordacht.

In S&D schreven Ruud Koole en Annemarieke Nierop onlangs over het verschil tussen een leden- en campagnepartij naar aanleiding van het onderzoek van de Commissie Van Dam. Zijn die opvattingen over de partij belangrijk in het kader van de actie-onderzoeken?
Ja, ik denk het wel. Ik maak onderscheid tussen ideeën- en campagnepartij. Paul Depla, burgemeester van Breda, zei na de verkiezingen van 2017: ‘Je kunt jezelf profileren als de kosmopolitische kampioen of als de partij die vooral gevoel heeft voor de kwetsbare kant van de samenleving’. Maar wat hem betreft, en dat geldt ook voor mij, moet je volkspartij blijven. Dat is onze geschiedenis. En dat betekent dat je op moet halen wat ertoe doet, voor alles en iedereen. Dus voor mij kan het niet anders zijn dan een ideeënpartij die campagne voert. Het is dus geen absolute tegenstelling. Kijk, elke partij moet campagne voeren en daar heb je marketing bij nodig en dan neem je het liefst de beste mensen. Maar als je echt alleen campagne voert, is dat de dood in de pot.

Naar aanleiding van het eindresultaat van de commissie Van Dam kwam in het bestuur van de PvdA een voorstel aan de orde om de Jetten-gelden, extra geld voor Tweede Kamerfracties en politieke partijen, uit te geven aan de permanente campagne. Ik zou nooit akkoord zijn gegaan met het overhevelen van die gelden. Uiteindelijk is die extra financiering bij de WBS gebleven.

De Engelse wetenschapster Claire Ainsley heeft net als u een achtergrond in de vakbeweging, zij richt zich op de kiezer van sociaaldemocratische partijen in haar boek The new working class. How to win hearts, minds and votes. Ze formuleert waarden voor de sociaaldemocratie: familie, eerlijkheid, hard werken en fatsoen. Zijn dat zaken die u ook politiek kan vertalen?
Ja, want dit zijn allemaal geen systeemzaken. Dit gaat dwars door alle verbanden en belangen heen en daarom vind ik het zo mooi. Ze zegt ‘policy matters’. In het Engels heeft dat een dubbele betekenis: ‘beleidsonderwerpen’, maar ook ‘beleid doet ertoe’. Dat beleid onderzoekt Ainsley exemplarisch, net zoals wij dat doen bij onze actieonderzoeken. Ze kijkt naar meerdere lagen, naar de maatschappelijke problemen en naar wat mensen belangrijk vinden in hun leven. Ze toetst of beleid resoneert bij mensen. In Engeland hebben ze prachtige instituten van industriëlen zoals bijvoorbeeld de Rowntree’s van de Quakers. Het geld dat de Quakers verdienden mochten ze niet zelf houden. Met hun gemeenschappelijk vermogen bouwden ze instituten die sterk zijn in onderzoek. Dat kennen wij in Nederland niet. We hebben het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) wat bijvoorbeeld constateert dat een groot deel van de Nederlandse bevolking zich niet alleen niet vertegenwoordigt voelt in de Kamer, maar dat ook niet is. Het SCP kent focusgroepen, maar die kennis wordt geabstraheerd en dan pas naar Den Haag gebracht. Claire Ainsley combineert die twee zaken zo mooi.

Als je beleid maakt, moet je dat samen met de mensen maken. Laten zien dat je werkelijk nieuwsgierig bent. Niet denken dat je het zelf het beste weet, je moet het toetsen, niet enkel aan het einde. Mensen vinden het verschrikkelijk om als uitkeringstrekker gezien te worden en over van alles verantwoording af te moeten leggen. Mensen willen op hun eigen kracht beoordeeld worden, op hun waarde. Niet als probleem bestempeld en gezien worden. In mijn vak, het arbeidsrecht, wordt gezegd: ‘Als je een conflict hebt dan ga je toch naar de rechter’. Maar er is bijna niets erger dan ontslagen worden en dan naar de rechter moeten gaan. Daar mag je niet zo lichtzinnig mee om gaan, dat is zó beschadigend. En dan zie je dat de huidige minister zo aan het arbeidsrecht gaat sleutelen dat het nog legalistischer wordt. Dat is funest. Maar ja, mensen die er niet onder lijden, die hebben helemaal geen aanleiding om dat te voelen.

Je moet veel meer een rechtssociologische blik toepassen. Het verhaal van Kim Putters, tot voor kort directeur van het SCP, gaat daar steeds weer over. We hebben een warme overheid nodig. De overheid moet een bondgenoot zijn. Er moet een toets komen in de wetgevingsprocedure die kijkt hoe de burger omgaat met nieuwe wetgeving. Je moet de bevindingen van de SCP een plek geven in wetgevingsprocessen. Je moet kijken wat er werkelijk leeft. En dus niet presenteren wat je van plan bent maar vooraf al de bevolking betrekken.

Tijdens het Café RoodGroen op 30 mei jongstleden sprak u met Noortje Thijssen, directeur van het wetenschappelijke bureau van GroenLinks, over hoe de ideologie van PvdA en GroenLinks zich tot elkaar verhouden; waar deze ideologieën overeenkomen, waar niet en hoe deze als basis zouden kunnen dienen voor één roodgroen verhaal. Maakt de WBS zo’n nieuw verhaal?
Ik geloof niet dat we op een nieuw verhaal wachten. We hebben voor het deel van de samenleving waar het niet zo goed meegaat aan geloofwaardigheid ingeboet. We moeten aan thema’s blijven werken waar we kansarme mensen mee vertegenwoordigen en niet dat laatste draadje met hen door knippen.

Samen met GroenLinks zijn we een project gestart met het gestaalde kader van Tata Steel. Deze groep is bezig met het ontwikkelen van groen staal en duurzame arbeidsverhoudingen. We hebben met de mensen van Tata en mensen van de provincie Noord-Holland bij elkaar gezeten. Ook Natuur&Milieu is erbij betrokken. Mijn bedoeling met dit project is om een linkse paraplu te bouwen waar meer mensen onder passen. Verder gaan we met het wetenschappelijk bureau van GroenLinks in elkaars bladen publiceren en samen op werkbezoek.

Noortje Thijssen was enthousiast over het beginselprogramma van de PvdA uit 2005, geldt dat ook voor u?
Ik ben aanzienlijk minder enthousiast. Ik vind dat beginselprogramma nogal zakelijk. Ik ga liever met de blik richting samenleving dan richting navel. Ik beschouw mezelf totaal niet als partij-ideoloog. Ik denk dan wie heeft mij gekozen? Niemand toch?

Tijdens het Café RoodGroen zei u ook: ‘De PvdA was een partij van mensen uit alle klassen en wil dat nog steeds zijn, maar de partij is de onderste klassen verloren. Mensen met een vmbo en mbo-diploma zijn niet meer vertegenwoordigd in Den Haag. Om deze groepen wel weer te vertegenwoordigen moet de PvdA deelnemen aan (nieuwe) collectieven’. Aan welke collectieven denkt u dan? En wat moet er gebeuren?
Toen ik bij de FNV werkte, organiseerden we projecten voor jonge mensen. Ik merkte dat hun gevoel voor solidariteit anders was. Ik vind het normaal om met een paar honderdduizend ambtenaren in een CAO te zitten en dat als solidariteit te beschouwen. Maar met de tijdgeest van het individualisme lijkt dat helemaal niet meer nodig. Die jonge mensen vonden het heel normaal dat je na twee jaar ontslagen werd want: ‘Dat zegt de wet toch?’. Dat is hun werkelijkheid.

Ik denk dat een grote groep ervan te overtuigen is dat je moet delen. Je moet op een bepaalde manier je kringen definiëren en dat noem ik de nieuwe collectieven. Binnen de vakbond is er wel solidariteit. Toen de schoonmakers van Schiphol een aantal jaren geleden negen weken staakten werd hun stakingskas gefinancierd door de metaalvakbond. Die schoonmakers waren toen geen lid van de FNV.

In een artikel in NRC stelt Katharina Pistor (hoogleraar rechtsvergelijking) dat rijkdom wordt gecreëerd via het recht. Het recht wordt voortdurend veranderd door de markt, door mensen en bedrijven met geld. Pistor ziet een systeem waarin sommigen zich kunnen beschermen voor risico en aansprakelijkheid en zo kapitaal opbouwen. Dit wordt verhuld doordat we doen alsof iedereen toegang heeft tot het recht en het recht neutraal is. Maar mensen die weten hoe ze het recht kunnen gebruiken hebben een voordeel ten opzichte van anderen. Wat vindt u van het beeld dat Pistor schetst van de werking van het recht?
Het spreekt me aan wat Pistor hier zegt. Ik zeg altijd dat het recht de onderkant van de samenleving niet meer bedient. Op de universiteiten worden arbeidsrechtadvocaten vaak opgeleid om mensen bij te staan die hen kunnen betalen. Wetgeving is bovendien de neerslag van wat toch al gaande is. De overheid kan niet zoveel. Als je ziet hoe makkelijk het is om je te onttrekken aan het arbeidsrecht is het een wonder dat de meeste werkgevers zich er min of meer aan houden. Dat komt omdat werkgevers niet zelf verzinnen hoe ze met hun werknemers omgaan. En dat is gelukkig nog de kracht van onze samenleving.

De naam van uw opvolger, Tim ’S Jongers, is bekend gemaakt, heeft u een speciale boodschap voor hem?
Ja, zet de werkwijze van de reality-checks door en toets beleidsvoornemens vooraf in de praktijk. Mijn opvolger is de verpersoonlijking van het belang van actieonderzoek, juist door zijn familiegeschiedenis. In zijn vorige baan brak hij als initiator van het boek Gezichten van een onzeker bestaan een lans voor ervaringskennis binnen beleid, precies zoals wij dat bij de WBS ook doen.

Klara Boonstra is jurist, in het bijzonder op het terrein van het arbeidsrecht. Ze werkte van 2008 tot 2016 bij de FNV, onder meer als juridisch adviseur van het hoofdbestuur. Daarnaast was ze hoogleraar internationaal arbeidsrecht aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, een functie die ze naast haar werk voor de WBS in deeltijd bleef vervullen. Als kind ging Klara Boonstra regelmatig met haar ouders naar het Woodbrookershuis in Bentveld. ‘Het was een prachtig huis met een grote tuin, waar speurtochten en balspelen voor de kinderen werden georganiseerd. Voor de volwassenen werden politici (waaronder bijvoorbeeld Joop den Uyl) uitgenodigd. Hun gesprekken gingen dan met name over zingeving.’ In 2017 werd Boonstra directeur van de Wiardi Beckman Stichting, waar ze dit jaar wordt opgevolgd door Tim ’S Jongers.

GEPUBLICEERD IN TIJD & TAAK, TIJDSCHRIFT VAN DE BANNING VERENIGING